Voor leerlingen die lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender zijn of een intersekse conditie hebben (lhbti-leerlingen) is het op school onveiliger dan voor andere groepen leerlingen, blijkt uit tal van onderzoeken. Slechts een kwart van de leerlingen zegt dat je het op school eerlijk kunt zeggen wanneer je seksuele oriëntatie afwijkt van de heteroseksuele norm.
De Onderwijsalliantie voor Seksuele Diversiteit onderzocht welke factoren scholen stimuleren of hinderen om werk te maken van seksuele diversiteit binnen het kader van de zorg voor sociale veiligheid. Dat gebeurde in gesprekken met leraren, leerlingen en schoolleiders. Om de waarnemingen binnen de school te verrijken, ging ik op pad om het buitenperspectief in kaart te brengen: in een tiental interviews bundelde ik ervaringen van voorlichters, theatermakers, schoolbegeleiders, uitgevers van lesmateriaal en workshop-aanbieders.
De gesprekken die de partners van de Onderwijsalliantie voerden met leraren, leerlingen en schoolleiders maakten een aantal bevorderende factoren zichtbaar. De ervaringen die ik daarnaast in vraaggesprekken bij de externe partners ophaalde, vulden aan en gaven ruimte voor nuance. Beide perspectieven – van binnen en buiten de school – werden tegen een theoretische achtergrond gepresenteerd in het lijvige rapport Niet langer een keuze – hoe scholen met hun leerlingen succesvol werken aan respect voor seksuele diversiteit vanuit de zorgplicht tot sociale veiligheid. Ik verzorgde in dit rapport het hoofdstuk ‘observaties bij externe partners’ en de algehele tekstredactie.
Opdrachtgever: Onderwijsalliantie Seksuele Diversiteit