Regelmatig tref ik mijn collega’s van het lokale netwerk Bewust Leiden tijdens de maandelijkse lunch. We verwelkomen nieuwe gezichten, delen inspiratie en uitdagingen met elkaar, wisselen tips uit en proberen de wereld een beetje mooier te maken met onze diensten. Op uitnodiging van de initiatiefnemers mocht ik in het voorjaar van 2018 een bescheiden rituele bijdrage leveren. Een spannende opdracht…
Waarom? Niet iedereen kende elkaar. Sommige mensen zouden later komen, andere eerder vertrekken. De tijd was beperkt, dus al te uitgebreid kon het niet zijn – er moest in de tussentijd immers ook nog geluncht worden. Hoe ging ik te werk?
Ik ging te rade bij mijn creativiteit en bij mijn rituele leermeesters. Het is een prachtig samenspel in het ontwerpen van een ritueel: wat is de kern, de betekenis van dit ritueel en hoe geef je hier de juiste invulling aan?
Gerard Lukken (1999) schrijft over verschillende dimensies van ritueel. Ik noem een aantal relevante. De sociale dimensie, dat er mensen samenkomen: ‘Het ritueel is als het ware een oproep tot de ander om met mij te communiceren. Het wekt gezamenlijkheid’. De expressieve dimensie, waarin het ritueel een ‘uitdrukking is van onszelf en van wat ons bezighoudt’. De bemiddelende dimensie, waarbij even een brug wordt geslagen tussen verleden, heden en toekomst. De verdichtende dimensie: in rituelen wordt ‘het gewone en alledaagse geaccentueerd en gestileerd, opdat het perspectief kan verspringen’.
Al deze dimensies wilde ik ritueel verenigen. Tijdens een maaltijd.
Het miniatuur bestek – mesjes, vorkjes, lepeltjes – dat ik ooit in een opwelling aanschafte kwam uitstekend van pas. Ik nam het mee naar de netwerklunch en plaatste centraal op tafel een vaasje met voorjaarsbloeiers. Wie zich geroepen voelde, mocht een setje bestek pakken, het woord nemen en mes, lepel en vork op tafel leggen.
Het mes werd de metafoor voor loslaten van dingen uit het verleden. Met het mesje in handen namen de aanwezigen afscheid: ze sneden als het ware de verbinding door met iets dat ze achter zich wilden laten. Daarna nam iedereen een vork, waarmee het heden werd gesymboliseerd: wat heb je nu – letterlijk en figuurlijk – op je bordje, wat houdt je bezig? Tenslotte verbeeldde de uitnodigende holling van het lepeltje de toekomst, die nog openligt en van alles in petto heeft.
Er werd gesproken. Kort, open en oprecht. Over belemmerende gedachten die een drempel vormden voor ontwikkeling, over een opleiding die was afgerond. Over een website die in de maak was, over rijangst die overwonnen was. Over de diepe behoefte om het leven te delen met een partner, over de belofte van een nieuwe werkplek. Er werd gespeeld met een vorkje, gewikt en gewogen waar het kwam te liggen. Iemand bleek twee lepeltjes te hebben en mocht dubbel over de toekomst fantaseren. Er werden dromen en wensen gedeeld, pijn en vreugde, er werd gelachen en gehuild.
Op tafel ontstond een soort mandala. Spontaan, zonder regels. In de tussentijd aten we soep, deelden we brood en dronken we thee. Toen de tijd verstreken was vernietigden we de mandala, zoals dat hoort, en ruimden de tafel af. Wij hadden elkaar ontmoet, leren kennen, gereflecteerd op ons leven en er richting aan gegeven. Het ritueel was afgelopen.